top of page

Beeldende kunst

Leerdoelen

  1. Je kent de genres en kenmerken van de discipline beeldende kunst. 

  2. Je kunt een onderbouwde mening geven over de schoonheid of lelijkheid van een kunstwerk. 

  3. Je kunt de kenmerken toepassen in de verdiepende keuzeopdracht. 

Beeldende kunst is een vorm van kunst waarbij de afbeelding of uitbeelding vooropstaat. Iets kan op het plat- te vlak of ruimtelijk worden afgebeeld. Beeldende kunst is heel breed: schilderkunst, tekenkunst, grafisch werk (drukwerk), beeldhouwkunst of installatiekunst (kunst waarbij de hele ruimte gevuld is).

 

Bij beeldende kunst wil de kunstenaar iets uitbeelden en kiest daar een eigen manier voor. Lange tijd gold voor deze kunst dat ze “stilstaan”, maar tegenwoordig speelt beweging een rol, bijvoorbeeld bij bewegende sculpturen en video-installaties.

 

Veel denkers en kunstenaars hebben geschreven wat ze onder kunst verstaan, maar door de eeuwen heen werden de grenzen van beeldende kunst steeds verder opgerekt. Tegenwoordig bepaalt de kunstmarkt (een netwerk van kunsthandelaren, musea, kunstacademies en verzamelaars) wat wel of geen kunst is. Tegenwoordig hoef je niet perse naar musea te gaan om kunstwerken te bekijken. Je kunt ze op het Internet vinden. Daarbij ontdek je werkstukken van minder bekende kunstenaars. 

Doen 1

Mooi of lelijk: https://youtu.be/OXhfP1IJSDg. Als we naar kunst kijken, hebben we snel een oordeel klaar: we vinden iets mooi of lelijk. Dit oordeel gaat vaak gepaard met onze emoties. De emoties kunnen positief (bv een bewondering, ontroering) of juist  negatief zijn (bv afkeer of een shock). Heb je ooit een beeldend kunstwerk gezien dat zo’n indruk op je maakte dat je het niet meer vergeten bent?

​

Opdracht 1

Omschrijf een kunstwerk dat indruk op je heeft gemaakt en benoem waarom het je zo raakte in positieve of in negatieve zin. 

Verdiepen: kunststromingen en kenmerken

5 kunststromingen

  1. Barok: Dit was de kunststroming in het Europa van de 17e eeuw, waarin veel aandacht besteedt werd aan een overdaad van versiering in gebouwen, schilderijen en beeldhouwwerken. De overdreven “ theatrale” effecten met diepe verschillen (contrasten) tussen licht en donker waren goed te zien, vooral in de schilderkunst van deze tijd. De schilders wilden zo “echt”, zo realistisch mogelijk, details en met veel diepte (met behulp van lijnperspectief) schilderen.

  2. Futurisme: Deze kunststroming was op de toekomst gericht, en tegen de tradities van de 19e eeuw. Het verheerlijkte lawaai, beweging, snelheid, techniek, oorlog en dynamiek. Het idealiseerde alles wat modern, nieuw en snel was. Men bewonderde de schoonheid van het machinetijdperk.

  3. POP ART: Popart is een kunststroming die in de jaren 50 en 60 erg populair was. De naam is eigenlijk afgeleid van "popular culture". De stroming is ontstaan als protest tegen de Amerikaanse stroming "abstract expressionisme". Pop- art stond voor vrijheid. De thema's die worden gebruikt zijn alledaagse dingen. Tijdschriften, reclame, televisie en stripverhalen.

  4. Post impressionisme: De postimpressionisten onderzochten het overbrengen van emotie, structuur compositie en de waargenomen werkelijkheid. Het postimpressionisme wil verder gaan dan alleen weergeven wat kan worden waargenomen. De werkelijkheid wordt (minder of meer) vervormd in vorm en kleur.

  5. Street Art: Street Art is een wereldwijde beweging binnen de graffitikunst, waarin niet alleen spuitverf gebruikt wordt om kunstwerken te maken. De meeste street art komt in de vorm van stickers, sjablonen en posters, maar ook illegaal geplaatst beelden en schilderijen vallen hieronder. Sommigen noemen deze kunst vandalisme.

6 kenmerken

  1. De voorstelling: Wat stelt een schilderij voor? Soms is het makkelijk te herkennen en soms moet je goed kijken om te zien wat er allemaal wordt afgebeeld. Een schilderij kan figuratief zijn (je herkent de vormen die met de werkelijkheid te maken hebben) of abstract (heeft niets met de werkelijkheid te maken).

  2. Vormgeving - vorm: In een schilderij kun je verschillende vormen herkennen. Deze kunnen verdeeld worden in organische vormen, geometrische vormen en gestileerde vormen.

  3. Vormgeving - compositie: Je kijkt hoe alle vormen geordend zijn in een beeld. Dat heet compositie. Als een voorwerp in het midden van een schilderij staat noemen we dat centrale compositie. Als voorwerpen schuin in een afbeelding staan noemen we dat diagonale compositie. Als een voorwerp door de lengte van een schilderij staat, noemen we dat verticale compositie. Als een voorwerp over de breedte van een schilderij ligt, is er sprake van de horizontale compositie. Als voorwerpen over de hele oppervlakte van een schilderij verspreid zijn, is er sprake van de overal compositie.

  4. Vormgeving - licht en ruimte: In de vormgeving is het licht en de schaduwwerking belangrijk. Een schaduw creëert diepte in een beeld. Eigenschaduw is schaduw op een object zelf, zoals de niet belichte kant van een gezicht. Slagschaduw is een schaduw van een object op een ondergrond of een ander object. Ruimte kan op een tweedimensionaal vlak op verschillende manieren gesuggereerd worden door de overlapping (een object staat voor het andere object) of het lijnperspectief, waarbij diepte gecreëerd wordt door lijnen die naar een verdwijnpunt lopen.

  5. Vormgeving - kleur: Wat ook van belang is in het analyseren van een beeldend kunstwerk, is het kleurgebruik. Er bestaan: primaire (geel, rood, blauw), secundaire (oranje, paars, groen) en tertiaire (een combinatie van de primaire en secundaire kleuren).

  6. Materialen en technieken: zoals olieverf, acrylverf, waterverf of spuitbussen. Het is mogelijk op verschillende achtergronden te schilderen, bv: op een houten paneel, glas, papier, metaal enz. Er wordt vaak zand, zaagsel en poeders door de verf gemengd. Je kunt ook een structuur aanbrengen door met dikke klodders verf te werken.

Doen 2

  1. Je krijgt van de docent een opdrachtenblad COMPOSITIE en die maak je.

  2. Bekijk onderstaande afbeeldingen en het bijbehorende filmpje. Zet daarna de naam van de kunstenaar bij de juiste stroming op het kaartje. Beschrijf een kenmerk dat je het meest opvallend vindt bij het werk. (Bv welke compositie, welke technieken, kleurgebruik). Kijk de filmpjes helemaal uit.

​

Kunstenaar, stroming, kenmerk:

​

Verbreden

Nader bekeken: schoonheid en lelijkheid

Je kunt iets mooi of lelijk vinden, dat heeft met smaak te maken. Iedere tijd heeft regels die met het schoonheidsideaal te maken hebben. In de schilderkunst voor de 20ste eeuw moest alles er bijvoorbeeld natuurgetrouw en geïdealiseerd uitzien. Ook materialen, vormgeving en compositie kunnen een schilderij “mooi” of “lelijk” maken.

  1. Materialen: Elke verfsoort heeft zijn eigen uitstraling, bv olieverf is glanzend en dekkend. Je kunt ook een structuur aanbrengen door met dikke klodders verf te werken. Dat heet “impasto”. Rembrandt en Van Gogh hebben deze techniek vaak gebruikt. Er zijn ook “fijnschilders” die een schilderij van dunne en precieze laagjes verf voorzien. Graffiti is ook een vorm van schilderkunst. In plaats van penselen gebruik je een spuitbus. Vanaf de 20e eeuw kiezen de kunstenaars voor ongebruikelijke materialen en combinaties, zoals kunststof en afval.

  2. In de vormgeving is het licht en de schaduwwerking belangrijk. Een schaduw creëert diepte in een beeld. Eigenschaduw is schaduw op een object zelf, zoals de niet belichte kant van een gezicht. Slagschaduw is een schaduw van een object op een ondergrond of een ander object.

  3. Figuratief, abstract en compositie: wat kun je daarvan zeggen bij onderstaand plaatjes?

Doen 3

​

3.1 Je hebt kennis gemaakt met verschillende beeldende kunstenaars. Je kiest er één uit die je het meest interessant vindt. Beantwoord onderstaande vragen (mag ook in een document, maak er dan een lopend verhaal van en voeg afbeeldingen toe, overleg met je docent):

  1. Hoe heet de kunstenaar?

  2. Wanneer leefde de door jou gekozen kunstenaar? Noem zijn geboorte- en eventueel overlijdensplaats.

  3. Noem de 3 kunstwerken die jou het meest aanspreken, de titels en het ontstaansjaar.

 

3.2 Je kiest één van de door jou gekozen kunstwerken en beantwoord de volgende vragen over dit werk:

  1. Is het een twee- of driedimensionaal werk of anders?

  2. Is het een abstract of figuratief kunstwerk?

  3. Welke compositie zie je in dit werk?

  4. Welke kleuren vallen hier op? Kwalificeer deze kleuren: primaire, secundaire, tertiaire.

  5. Waar bevindt zich een bron van licht en is er sprake van eigenschaduw of slagschaduw?

  6. Op welke manier is dit kunstwerk gemaakt (bv fijn of impasto of fijn geschilderd, anders?)

  7. Welke materialen heeft de kunstenaar gebruikt in dit werk?

  8. Bij welke kunststroming hoort dit kunstwerk en waarom?

  9. Wat spreekt jou in dit kunstwerk aan?

Verdiepen

In de keuzeopdracht doe je zelf een verdiepend onderzoek naar één van de twee behandelde disciplines. Voor je een keuze maakt lees je de opdrachten goed door. Dan kies je de opdracht die je wilt gaan doen. De bedoeling is dat je door het maken van de opdracht meer leert of begrijpt over de discipline, het kunstwerk of de kunstenaar.  Kies dus niet altijd het meest voor de hand liggende, maar kies ook om echt meer te weten te komen.

 

Eén ding is altijd verplicht: het doen van een vooronderzoek. Dus voordat je aan de praktische opdracht begint ga je onderzoeken wat de discipline precies inhoudt, wat anderen ervan weten etc. Dit (voor)onderzoek moet je inleveren voordat je aan het praktische deel begint.

 

Becijfering: Het cijfer dat je krijgt voor de verdiepende opdrachten telt mee als SE. Gebruik in je beschrijvingen of argumenten de kenmerken die je geleerd hebt bij de discipline.

Opdracht A: Een portret in de stijl van een bekende kunstenaar

In deze opdracht verdiep je je in een kunstenaar naar keuze (bijv. Rembrandt, Picasso of Andy Warhol) en daarna maak je een portret in de stijl van die kunstenaar.

 

Stap 1: Vooronderzoek verslag (individueel)

  1. Kies een kunstenaar die jou aanspreekt, dit kan zijn Rembrandt, Picasso of Andy Warhol maar mag in overleg met de docent ook een andere kunstenaar zijn. In die stijl ga je straks zelf een portret maken.

  2. Beschrijf wat je al weet van deze kunstenaar, welke werken ken je al, welke technieken en verfsoorten gebruikt hij/zij denk je? Hoe schildert hij/zij? Bv. verflaagjes of sjablonen. Abstract of figuratief? Beschrijf daarna wat je nog meer over deze kunstenaar zou willen weten. Welke vraag zou je beantwoord willen zien aan het eind van deze opdracht?

  3. Bekijk nu meerdere werken van deze kunstenaar op internet. En vul het verslag aan met wat je nog meer te weten bent gekomen. Bijvoorbeeld stijl, stroming, jaartallen en kenmerken die je nog niet wist.

  4. Kies 3 kunstwerken uit van jouw gekozen kunstenaar en voeg die toe aan je verslag met uitleg wat er te zien is aan kenmerken, stijl jaartallen etc. (Plak ook de afbeeldingen in je verslag)

  5. Lever je verslag in.

​

Stap 2: Maak je portret (individueel)

  1. Lees de opdracht en de voorwaarden voor het maken van de praktische uitwerking. 

  2. Bedenk wanneer je wat gaat doen en maak een planning voor de komende lessen.

  3. Kies het onderwerp van jouw schilderij: een zelfportret (selfie), een portret van jouw vriend/vriendin/familielid of een portret van een beroemdheid.

  4. Print de foto op A4 formaat en trek alle zichtbare lijnen met carbonpapier (heeft je docent) over op een A4 papier (zwaar papier). Schilder het portret in de stijl van jouw gekozen kunstenaar. 

  5. Maak een foto van het schilderij en lever de foto in bij opdrachten.

​

Voorwaarden waaraan het werk moet voldoen:

​​

Klik hier voor de Rubric.

Opdracht B: Street Art

In deze opdracht verdiep je je in de kunstenaar Banksy en maak je (in het klein) een street-art kunstwerk op een A3 papier.

 

Stap 1: Vooronderzoek (individueel)

  1. Heb je al eens van Banksy gehoord? Schrijf op wat je al van hem weet. 

  2. Bekijk deze video op Banksy en zoek de antwoorden op de volgende vragen op Wikipedia.

    1. We kennen Banksy vooral als street art kunstenaar, op welke andere manieren verdient hij nog meer met zijn creativiteit geld?

    2. Welke technieken combineert hij in zijn streetart?

    3. Sommigen vinden zijn werk kunst, anderen vinden het vandalisme. Wat vind jij en waarom?

  3. Banksy geeft als kunstenaar vaak commentaar op grote maatschappelijke problemen zoals ongelijkheid en onderdrukking. Zijn kunstwerken zijn dus vaak maatschappijkritisch, Bekijk de volgende twee werken en beantwoord voor elk kunstwerk de volgende vragen:







     

    1. Wat is de boodschap of het verhaal achter het kunstwerk?

    2. Leg uit waaraan je dat precies kunt zien.

    3. Lees dit krantenartikel bij het werk van Bansky. Waar protesteert Banksy tegen met dit kunstwerk? Wat heeft de locatie van dit kunstwerk te maken met de betekenis?

​

Stap 2: jij als graffiti kunstenaar (individueel)

  1. Lees de opdracht en de voorwaarden voor het maken van de praktische uitwerking. 

  2. Bedenk wanneer je wat gaat doen en maak een planning voor de komende lessen.

  3. De gemeente Den Haag vindt het belangrijk dat alle bewoners van de stad zichzelf mogen zijn en op een prettige manier samen kunnen leven. Daarom ben jij u gevraagd om een Street art kunstwerk te maken op een grote kale muur van een pand in de Schilderswijk. De Schilderswijk is een multiculturele wijk waar veel mensen wonen die het niet makkelijk hebben. De burgemeester hoopt dat jouw kunstwerk kan bijdrage aan een positieve sfeer.

  4. Bekijk de volgende tutorials:

​

Voorwaarden waaraan het werk moet voldoen:

​

Klik hier voor de Rubric.

bottom of page