top of page

Theater

Leerdoelen

  1. Je kent de genres en kenmerken van de discipline theater. 

  2. Je weet het verschil tussen feit en fictie en je kunt uitleggen dit een rol kan spelen in een voorstelling 

  3. Je kunt de kenmerken toepassen in de verdiepende keuzeopdracht. 

Theater is een verzamelnaam voor verschillende uitingen van kunst die wordt opgevoerd voor publiek. Je eerste associatie is waarschijnlijk toneel of cabaret, maar je hebt ook mengvormen als musical of opera. Er is sprake van theater als er een speelplek is waar een of meerdere spelers voor publiek optreden, meestal met gesproken of gezongen tekst. Er zijn niet alleen verschillende vormen, maar ook diverse genres waarin je theater kunt maken, Van oorsprong wordt er een onderscheid gemaakt tussen tragedies en komedies. 

Theater Lights

Verkennen

Doen 1

  1. Naar welke voorstelling(en) ben jij wel eens geweest?

  2. Wat was het leukste, mooiste dat je ooit gezien hebt in het theater? 

  3. Wat voor vorm van theater heeft jouw voorkeur? Denk aan toneel, cabaret, musical, opera etc. Schrijf ook op waarom.

  4. Je kunt naar het theater gaan, maar je hebt misschien zelf ook we eens op een podium gestaan. Beschrijf  wanneer dat was en hoe je dat vond.

  5. Theater kan net als dans zijn gemaakt als amusement, maar theater kan ook een boodschap uitdragen.

  6. Ook worden voorstelling gemaakt voor een speciale doelgroep, bijvoorbeeld scholieren, jongeren, mensen in de zorg, ouders etc. Bekijk deze pagina. Wat wil theater Artemis als boodschap meegeven met deze voorstelling? 

Genres en kenmerken 

5 genres

  1. Tragedie: Tragedies werden opgevoerd tijdens jaarlijkse Griekse feesten ter ere van de godheid Dionsysus. Toneelschrijvers konden tijdens deze gelegenheden een prijs winnen met hun nieuwste stukken. De Griekse filosoof Aristoteles (384 - 322 v.Chr.) stelde een boek samen met regels voor tragedieschrijvers. Het doel van een tragedie is om bij het publiek medelijden of angst op te roepen. Met de hoofdpersoon moet het dan ook slecht aflopen. Hij beschrijft drie ‘eenheden’: eenheid van tijd, eenheid van plaats, eenheid van handeling.

  2. Muziektheater: Muziektheater is theatervorm waarin muzikanten ook een rol spelen. Hieronder valt ook opera en musical.

  3. Bewegingstheater: Theater waar fysiek spel (bewegen en uitdrukkingskracht van het lichaam) wordt gebruikt om het verhaal te vertellen. (bijvoorbeeld: mime)

  4. Doelgroeptheater: Bijvoorbeeld voor jongeren  gericht op de maatschappelijke bewustwording en maatschappijkritische vorming.

  5. Cabaret: Cabaretvoorstellingen bestaan vaak uit een aaneenschakeling van korte fragmenten komedie, zang, dans en theater, waarbij de performer zich rechtstreeks tot het publiek richt.

​

6 kenmerken 

  1. Voorstelling - Met voorstelling wordt de inhoud van een theaterstuk bedoeld. Daarbij zijn de vijf w’s van belang: wie, wat, waar, wanneer, waarom en waar.

  2. Mimiek - Dit is de gezichtsuitdrukking van een acteur. Naast houding en beweging is dit een belangrijke uitdrukkingsvorm om een personage uit te beelden en zijn/haar emoties over te brengen.

  3. Stemgebruik - Acteurs kunnen hun stem op vele manieren inzetten om een personage uit te beelden. ( volume en tempo, accent of intonaties )

  4. Mise en scene - De manier waarop spelers het speelvlak opkomen en afgaan, zich opstellen en verplaatsten noemen we mise-en-scène.

  5. Speelstijl - De toneelgeschiedenis kent vele tradities in manieren van spelen: speelstijlen. Als het toneelspel ‘net echt’ overkomt noemen we dat wel naturalistisch. Een andere speelstijl legt bijvoorbeeld de nadruk op grote of hoekige bewegingen. Acteurs kunnen doen alsof er aan de voorkant van het podium een muur is (de vierde wand) Bij vertellend theater of episch theater stapt de acteur soms uit zijn rol en richt zich tot het publiek. Hiermee doorbreken zij de vierde wand. Bij een absurde speelstijl wordt alles nog groter, overdrevener en absurder gemaakt.

  6. Decor - Alles wat op toneel staat om de plaats van handeling of de sfeer van het opgevoerde weer te geven.

Doen 2

​Hieronder staan 10 vragen over allerlei vormen van theater. Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen.


Opera

  1. Opera ontstond eind zestiende eeuw. De opera Euridice staat bekend als de eerste opera. Je ziet hier een stukje (opera van Gluck). Welke theaterkenmerken zie je hierin terug? (zie lijstje met kenmerken hierboven).

  2. Begin achttiende eeuw ontstaat de ballad opera; een lichtere opera. Dit mondde later uit tot meer lichter vermaak en kennen we nu als musical. Bekijk deze video. Ook hier zie je theaterkenmerken terug. Welke valt je op? Wat is het verschil tussen de muziek van de opera en die van de musical

    Cabaret

  3. Een andere theatervorm is cabaret. Er zijn verschillende vormen van cabaret. Bekijk de volgende fragmenten. 

  4. Fragment 1 is van Roue Verveer, over communicatie mannen en vrouwen. Wat voor soort cabaret is dit? Je kunt kiezen uit stand-upcomedy (korte grappen, kleine verhaaltjes, interactie publiek); muziekcabaret (de humor zit in het muzikale); maatschappijkritisch cabaret (politieke of maatschappelijke kwesties worden aan de kaak gesteld), verhalend cabaret (een doorlopend verhaal met grappige of bijzondere situaties), nonsenscabaret (er ontbreekt een boodschap, veel woordgrappen) of fysiekcabaret (met veel bewegingstheater, veel stunts of spectakel)  

  5. Fragment 2 is van Claudia de Breij: nationaal hitteplan. Wat is haar bedoeling met dit stukje cabaret?

  6. Fragment 3 is van Najib Amhali. Wat vind jij sterk aan deze vorm van cabaret? 

  7. Fragment 4 is van Pieter Derks. Hij snijdt vaak politieke onderwerpen aan. Wat vind je ervan dat politiek op deze manier onder de aandacht wordt gebracht? 

    Teksttoneel

  8. Een vorm van theater is: teksttoneel. Het woord zegt het al. Een voorbeeld is Otello van Shakespeare. Er wordt gestart vanuit een tekst die een toneelschrijver heeft geschreven. De toneelspelers spelen dit uit onder leiding van de regisseur. Een andere vorm is: bewegingstheater. De spelers gebruiken de uitdrukkingskracht van hun lichaam om een verhaal te vertellen. Soms zonder te spreken. Locatietheater is de gekozen locatie bepalend voor de voorstelling. Vaak kan die voorstelling dan alleen op die plek gespeeld worden. Vorig jaar zijn we met leerlingen van onze school naar “Poppy” geweest. Een voorstelling van Vis-a-vis. Op een vaste locatie aan het Almeerderstrand. Het publiek zit op de tribune, overdekt. En het verhaal speelt zich voor hen, in de buitenlucht af waardoor er een hijskraam, motoren, etc. gebruikt kunnen worden.

    Bekijk de trailer van Poppy, locatietheater, en beantwoord de vraag:

  9. Wat is er handig aan locatietheater? 

    Muziektheater

  10. Muziektheater heeft muziek in de hoofdrol, zoals opera of musical.  Welke van deze voorstellingen die hierboven zijn besproken zou jij wel willen bezoeken? Teksttoneel / bewegingstheater / locatietheater / muziektheater. Waarom?

 

Wil je meer video's zien?

​

Bij de kenmerken van theater wordt gesproken over de vijf w’s. Theatermakers bepalen van tevoren:

  • ​WIE - welke personages gaan in een theaterstuk spelen

  • WAT - welk onderwerp is leidend in dat theaterstuk

  • WAAR - de plek, waar zich alles afspeelt

  • WANNEER - de tijd van de gebeurtenis

  • WAAROM - de reden van alle handelingen/gebeurtenissen

 

Doen:

We doen nu een klassikale opdracht. Je krijgt 10 minuten de tijd. Pak per groepje een iPad. Maak in drietallen een foto aan de hand van de volgende W's. Je maakt 3 foto's waar telkens een ander duo op staat (dus elke keer maakt een ander uit het groepje de foto. Kies eerst wie je bent uit de personages hieronder (wie) en kies er dan een situatie (wat) of een locatie (waar) bij (hieronder).  Probeer de illusie zo levensecht mogelijk te maken. Door je mimiek en je lichaamshouding geloofwaardig aan te passen. Na 10 minuten ga je zitten. Laat je 3 foto’s aan een ander groepje zien. Zij moeten dan kunnen zien welke personages, locatie en situatie jullie hebben gekozen. Hoe gekker je combineert hoe leuker.

  • WIE: Astronauten, Bejaarden, Circusartiesten, Superhelden, Kleuters, Studenten, zangers.

  • WAT: Overval, Aardbeving, Overstroming, Bezoek van de koning, Bevalling, Optreden.

  • WAAR: Bij Marcel in het kantoor, In de supermarkt, Op Antarctica, In de gevangenis, Op het strand, In de bioscoop, Bij de dokter.

Verbreden

Doen: verbreden. Je leest eerst het stukje tekst, daarna bekijk je het filmpje en beantwoord daarna de vraag.

  1. Lichaam: mimiek, houding en beweging. Met houding en beweging kunnen acteurs van alles uitdrukken. Een angstig persoon staat en beweegt anders dan iemand die vrolijk is. Ook de mimiek of gezichtsuitdrukking speelt een grote rol bij het tonen. Van emoties. In de voorstelling STAAL krijgt het publiek een kijkje in de hoofden van 7 stoere jongens, die bijna mannen zijn. Ze lachen, vechten, schreeuwen, stoeien, dansen, zingen, klimmen en brullen en doen dat met een energie die oer mannelijke kracht uitstraalt. De voorstelling lijkt daarmee een ode aan het testosteron. De spelers kennen geen remmingen. Maar al krijgen de spierbundels de vrije loop, toch zijn het soms kleine jongens die er op hopen een complimentje van hun vader te krijgen. Wat is de boodschap van dit theaterstuk denk je?  Bekijk de trailer. (Maas theatre en dans, Staal 2011)
     

  2. Speelstijl. Theater kent verschillende speelstijlen. Als acteurs zeer nadrukkelijk acteren, dan noem je dat een gestileerde speelstijl. Als het spel heel echt overkomt, noem je dat naturalistisch spel. Acteurs kunnen dan net doen of aan de voorkant van het toneel een muur is, zodat ze het publiek niet kunnen zien. (vierde wand). Er zijn ook speelstijlen waarin de spelers juist het publiek erbij willen betrekken. In het volgende stukje zijn twee zoektochten naar vermiste familie tijdens een burgeroorlog te zien. De regisseur heeft hiervoor acteurs gekozen die echt een oorlogsverleden hebben. Dit maakt het verhaal voor het publiek bijna voelbaar. Kijk deze video. Welke emotie merk je op? Welk effect op het publiek zou het hebben, als één van de spelers de vierde wand plotseling zou openbreken door opeens het publiek erbij te betrekken?
     

  3. Medea is Griekse tragedie. Dit is het oorspronkelijke verhaal. Oude verhalen worden in nieuwe jasjes gestoken. Ze zijn een inspiratiebron voor nieuwe toneelstukken. In dit toneelstuk wordt het verhaal van de koningsdochter en liefhebbende moeder Medea gespeelt volgens een hele eigen versie. Een gespeeld drama. Het heet “mama Medea”. En hier zie je de hoofdrolspeelster aan het woord. Je hoort haar zeggen dat ze zelf kinderen heeft. Denk je dat het juist makkelijker of juist moeilijker is om dan juist deze rol te spelen?
     

  4. Hieronder staat de dimensie “feit of fictie” beschreven. Een cabaretfragment van Jochem Myer: Bonaire. Is dit feit of fictie, waarom?

Nader bekeken: dimensie feit en fictie

  1. De dimensie feit en fictie is een manier om naar de kunst te kijken. Denk maar eens aan een theatervoorstelling die indruk op je gemaakt heeft. Was deze volledig verzonnen, gebaseerd op feiten, of iets ertussen in? En beïnvloedt dat jouw oordeel?

  2. Soms wordt de waarheid expres verdraaid om je aan het denken te zetten. Nep nieuws in het theater.

  3. Ook cabaretiers spelen met de waarheid. Vaak wordt deze uitvergroot. En soms is de waarheid grappiger dan dat je het verzonnen hebt.

Theater

Verdiepen

In de keuzeopdracht doe je zelf een verdiepend onderzoek over één van de twee behandelde disciplines. Voor je een keuze maakt lees je de opdrachten goed door. Dan kies je de opdracht die je wilt gaan doen. 

​

Een ding is altijd verplicht: het doen van een vooronderzoek. Dus voordat je aan de praktische opdracht begint ga je onderzoeken wat de discipline precies inhoudt, wat anderen ervan weten etc. Dit (voor)onderzoek maak je vóór je aan het praktische deel begint en lever je ook in.

 

Becijfering: Het cijfer dat je krijgt voor de verdiepende opdrachten telt mee als SE. Gebruik in je beschrijvingen of argumenten de kenmerken die je geleerd hebt bij de discipline.

Opdracht A: Tableau vivant (3 tot 6 leerlingen)

Een tableau vivant (letterlijk uit het Frans te vertalen als “levend schilderij”, meervoud tableaux vivants) is een zwijgende en statische uitbeelding door mensen van een Bijbelse passage, een belangrijke historische gebeurtenis, een allegorie, een schilderij enz. In deze opdracht maken jullie tableaux vivants n.a.v. vier schilderijen.

​

Stap 1: vooronderzoek (individueel)

Het theatergezelschap Ludovica Rambelli beeldt schilderijen van Caravaggio uit d.m.v. tableau vivant. Bekijk deze video​ en beantwoord de volgende vragen:

  1. Welke theatrale middelen gebruiken zij om de tableau te maken?

  2. Zet het beeld stil als zowel het originele schilderij als het tableau in beeld zijn. Beschrijf van twee schilderijen/ tableaux de overeenkomsten en de verschillen.

  3.  Zij gebruiken hun lichaam soms ook om iets anders uit te beelden dan een mens. Noem twee schilderijen waarin dat gebeurt en waarvoor gebruiken ze hun lichaam dan?

  4.  Vind je dat de muziek wel of niet bij de schilderijen past? Leg uit.

  5.  Deze groep treedt op waarbij ze de verschillende tableaux achter elkaar laten zien. Kijk een stukje van dit fragment (minimaal 2 minuten). Is dit theater volgens jou? Leg uit met argumenten.
     

Nog twee filmpjes ter inspiratie:

Video 1

Video 2

​

Stap 2: Het maken van het tableaus, samen (samen)

  1. Lees de opdracht, het stappenplan en de voorwaarden. De voorwaarden staan hieronder.  Bedenk wanneer je wat gaat doen en maak een planning voor de komende lessen. 

  2. Kies 4 schilderijen van bekende schilders met maximaal het aantal personages als de groep groot is.

  3. Kies welk personage je gaat spelen.

  4. Oefen de houdingen, let op de plaats die je inneemt ten opzicht van elkaar in de ruimte.

  5. Maak foto’s om te kijken of het klopt met het origineel.

  6. Kies een locatie waar je het filmpje gaat opnemen.

  7. Verzamel kleding en de voorwerpen die je nodig hebt.

  8. Film in één take (zonder te monteren) het tot stand komen van de tableaux vivants, waarbij de spelers op  een passende locatie steeds de tableau opbouwen (net zoals bij Ludovica). Zorg dat het uiteindelijke tableau een paar seconden stilstaat.

  9. Monteer passende muziek onder het filmpje en monteer ook de afbeeldingen van de originele schilderijenin het filmpje.

  10. ​Upload het filmpje in opdrachten of zet daar een link naar YouTube.

Voorwaarden

​

Klik hier om naar de Rubric te gaan.

Schermafbeelding 2024-03-07 114046.png

Opdracht B: theatervoorstelling (1-5 leerlingen)

Stap 1: vooronderzoek (individueel)

De 2 vragen in het vooronderzoek gaan over uitdrukking, oftewel: mimiek. Een gezicht verraad emotie. Als je gezicht iets anders “zegt” dan wat je uitspreekt, dan ben je niet geloofwaardig. De oorsprong van theater ligt bij de oude Grieken. Theater was belangrijk. Je ziet in Griekenland nu nog steeds resten van oude theater. De woorden “drama, komedie en tragedie’ stammen uit die tijd. De theaters waren prachtig. Al was het lastig om in zo’n groot theater jezelf goed zichtbaar en verstaanbaar te maken. Ze zochten de oplossing soms in kostuums. Die waren heel uitbundig. Felgekleurde kleding en ze zetten maskers op. Zo kon je van ver al zien met welke mimiek je te maken had. In combinatie met grote gebaren en een passende houding.

  1. Bekijk de volgende maskers en vul per masker in welk personage:

    1. je hem/haar zou geven (beroep, functie, rol) en;

    2. wat je zou kunnen zeggen over de houding die dit personage zou moeten hebben (krom, huppelend etc) en welke emotie.

​​

Schermafbeelding 2024-03-07 114808.png

2. Theatervoorstelling 'u hoort nog van ons'. Emoties die je op het podium voorbij ziet komen: liefde, angst, vreugde, woede, verdriet, verrassing, schaamte, walging. Je gaat nu kijken naar een stukje van ons eigen schooltoneel van afgelopen jaar. Scroll naar 12 minuten en bekijk de scene aan tafel (tot 14 minuut 30). Je ziet verschillende emoties op de gezichten van het stel dat de ouders speelt. Welke emoties komen voorbij? Let goed op hun mimiek. (en kijk gerust verder.. alles is gemaakt door onze leerlingen en docenten: het script, de liedjes, de dansen, het decor, de muziek, het spel). Ook dit jaar is er een voorstelling: 5 en 6 juni: welkom!)

​

Stap 2: Het maken van het tableaus, samen (samen)

  1. Lees de opdracht, het stappenplan en de voorwaarden. De voorwaarden staan hieronder.  Bedenk wanneer je wat gaat doen en maak een planning voor de komende lessen. 

  2. Maak het script

  3. Zoek materialen en een geschikte locatie.

  4. Studeer de teksten in.

  5. Repeteer je stuk.

  6. Neem het stuk op.

  7. Maak je stuk tot een filmpje en lever deze samen met je vooronderzoek, een wervende tekst en het script met tekst, aanwijzingen en uitleg in. 

Afbeelding2.png

Tip: Ook al zie je op een toneel zoals hier alleen een paar stoelen en een tafel. Je ziet wel meteen dat deze scene zich afspeelt op een politiebureau. (kleding, licht, attributen)

Voorwaarden

  • Je maakt een theatervoorstelling van 5 tot 7 minuten waarin alle leerlingen uit je groepje meespelen.

  • Beeld je in dat je echt in het theater staat met publiek voor je neus. Er is dus 1 camera-standpunt. Je filmt het toneelstuk vanuit 1 camera-standpunt. (let op: het is een toneelstuk, geen geknipt en geplakt filmpje). Natuurlijk kun je het wel in delen opnemen, en dat achter elkaar plakken.  Maak in het filmpje een intro met de titel en een uittro met de spelersnamen.

  • Het stuk speelt zich af op 1 locatie. Zorg dat er op het speelvlak geen onnodige dingen te zien zijn. Zorg voor een aantal decorstukken (dat kunnen ook kleine attributen zijn). Zorg voor passende kleding.

  • Verzin de vijf w’s die nodig zijn voor je stuk. (wie, wat, waar, waarom, wanneer). Welke speelstijl kies je?  welke emoties horen erbij? wat is het conflict? (oefen je mimiek: zie vooronderzoek)

    • Als voorbeeld voor waar: de voetbalkleedkamer, de keukentafel, in een vliegtuig.

    • Als voorbeeld voor wie: een gezin, sporters, vrienden, een opa en oma.

    • Als voorbeeld voor wanneer: flashbacks van nu naar vroeger en terug. Het weekend.

  • De tekst wordt letterlijk uitgeschreven in een script en moet uit het hoofd geacteerd worden.  Het script (met tekst, aanwijzingen voor mis-en-scene, handelingen) lever je in. Bedenk een titel voor je stuk.

  • Schrijf een korte wervende tekst (150 woorden) waarmee je het publiek naar de voorstelling probeert te laten komen. Houd hierbij de “vijf w’s” in je achterhoofd. Ook deze tekst lever je in.

  • Als de opdracht klaar is maak je de vragen “verbinden” om te reflecteren. 

​

Klik hier om naar de Rubric te gaan.

4Y2B7397.jpg
bottom of page